Een door een ziekenhuis aan een samenwerkingsverband van medisch specialisten doorbelaste premie voor een aansprakelijkheidsverzekering is belast met BTW. Dat heeft de Rechtbank Noord-Holland recent uitgemaakt.
Casus
De casus is als volgt. Het ziekenhuis heeft, als verzekeringnemer, bij een verzekeringsmaatschappij een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten en betaalt de premie daarvoor aan de verzekeringsmaatschappij. De prestatie van de verzekeringsmaatschappij is vrijgesteld van BTW, zodat de verzekeringspremie niet met BTW wordt verhoogd.
Op deze verzekering zijn meeverzekerd de in het ziekenhuis werkzame medisch specialisten. Deze specialisten werken in het ziekenhuis een op basis van door de coöperatieve vereniging (CV) waarvan ze lid zijn met het ziekenhuis gesloten raamovereenkomst en een productie-overeenkomst.
Het ziekenhuis berekent het aandeel van de medisch specialisten in de premie voor de aansprakelijkheidsverzekering door aan de CV. De Belastingdienst is van mening dat over deze doorberekende premie BTW is verschuldigd, die de CV vanzelfsprekend niet kan aftrekken omdat die van BTW vrijgestelde medische prestaties verricht.
Standpunten
Het ziekenhuis neemt diverse standpunten in:
- primair: het ziekenhuis verricht tegenover de doorbelaste kosten geen prestatie in het economisch verkeer;
- subsidiair: de verzekeringsvrijstelling is van toepassing;
- meer subsidiair: het VAVO-arrest leidt ertoe dat geen BTW is verschuldigd;
- meest subsidiair: het leerstuk van kosten voor gemene rekening is van toepassing.
De Rechtbank is van mening dat wel sprake is van een prestatie van het ziekenhuis in het economisch verkeer. Die prestatie houdt in dat het ziekenhuis de medisch specialisten vrijwaart van schadeverhaal. En voor die prestatie ontvangt het zieken huis een vergoeding van de CV.
De Rechtbank beslist vervolgens dat de dienst van het vrijwaren een wezenlijk andere is dan verzekeringsdiensten. De verzekeringsvrijstelling is daardoor niet van toepassing.
Het VAVO-arrest betreft de situatie waarin twee juridische entiteiten gezamenlijk één prestatie aan afnemers verrichten. De inkleding van de relatie tussen ziekenhuis en CV, met de raamovereenkomst en de productie-overeenkomst, is volgens de rechtbank echter eerdere een opdrachtnemer-opdrachtgever-relatie dan een gezamenlijke prestatie jegens de patiënt.
Ook de toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening wordt door de Rechtbank verworpen. De door het ziekenhuis afgesloten verzekering omvat meer dan alleen de beroepsaansprakelijkheid. En de verzekering betreft meer verzekerden dan alleen het ziekenhuis en de CV.
Conclusie
Niet duidelijk is of tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep is aangetekend. De casus onderstreept weer eens dat er bij het doorbelasten van kosten er niet te gemakkelijk vanuit kan worden gegaan dat geen BTW is verschuldigd. Dat is uiteraard vooral van belang wanneer de partij waaraan de kosten worden doorbelast de BTW niet of niet volledig kan aftrekken.