De werkelijkheid gaat voor op wat op papier is gezet. Dat blijkt weer eens in een zaak waarin de rechtbank Zeeland-West-Brabant onlangs besliste.
Spininglessen
De zaak betreft een mevrouw die voor een sportschool spinninglessen verzorgt. Omdat ze persoonlijk failliet is verklaard, verzorgt ze de spinninglessen voor rekening van een BV (die een agrarische onderneming exploiteert), waarvan haar kinderen via een holding alle aandelen houden. Zij ontvangt van de BV geen salaris.
De Belastingdienst legt de spinninginstructrice echter, naar aanleiding van een uitgevoerd boekenonderzoek, navorderingsaanslagen inkomstenbelasting (en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet) op waarin de inkomsten worden belast als resultaat uit overige werkzaamheden (de belasting wordt verhoogd met belastingrente en een boete).
De rechtbank laat deze aanslagen in stand. Namens de spinninginstructrice is bij de zitting verklaard dat zij heeft willen voorkomen dat de baten van de lessen in de failliete boedel terecht zouden komen en dat ze haar kinderen heeft willen helpen. Volgens de rechtbank lijdt het geen twijfel dat zij, wanneer geen sprake zou zijn van haar persoonlijk faillissement, de inkomsten niet voor rekening van de BV zou hebben laten komen.
Omkering bewijslast en boete
Rechtbank acht aannemelijk dat mevrouw wist dat zij de inkomsten uit de spinninglessen in haar aangifte inkomstenbelasting moest aangeven en dat zij zich ervan bewust was dat zij een aanzienlijk bedrag buiten de heffing van inkomstenbelasting zou houden. Daarom keert de rechtbank de bewijslast om en kan de inspecteur volstaan met een redelijke schatting van de genoten inkomsten. De opgelegde boete blijft in stand.