Deelname aan fraude: geen BTW-aftrek

Gepubliceerd op: 4 augustus 2017

Hof Amsterdam besliste onlangs dat een schoonmaakbedrijf geen recht heeft op BTW-aftrek omdat het wist (of tenminste had moeten weten) dat het deelnam aan BTW-fraude in de handelsketen.

De casus

Het schoonmaakbedrijf huurt van een uitzendbureau arbeidskrachten in en schakelt onderaannemers in. Van deze dienstverleners ontvangt het schoonmaakbedrijf facturen met BTW. Deze BTW trekt het schoonmaakbedrijf af. De Belastingdienst stelt vast dat de BTW naar het schoonmaakbedrijf verlegd had moeten worden.

Deze ten onrechte gefactureerde BTW is, volgens de Belastingdienst, niet aftrekbaar. De BTW wordt dan ook nageheven, verhoogd met een vergrijpboete van 25%. Naheffing is nodig, omdat de Belastingdienst de BTW namelijk aanvankelijk, na door het schoonmaakbedrijf beantwoorde vragen, wel heeft terugbetaald.

Het belang van de Belastingdienst is uiteraard dat de BTW door het uitzendbureau en de onderaannemers niet is afgedragen.

BTW-aftrek op basis van vertrouwensbeginsel

Omdat het schoonmaakbedrijf voorafgaand aan de teruggave van de BTW vragen had beantwoord, deed het een beroep op het vertrouwensbeginsel. Het Hof van Justitie heeft in het arrest Italmoda beslist dat een dergelijk beroep moet worden geweigerd wanneer blijkt dat sprake is van deelname aan belastingfraude.

Op basis van dit arrest gaf de Hoge Raad aan Hof Amsterdam de opdracht om te onderzoeken of in voornoemde zaak aan de hand van objectieve gegevens kan worden vastgesteld dat het schoonmaakbedrijf deelnam aan BTW-fraude. Voor weigering van de BTW-aftrek is voldoende dat het schoonmaakbedrijf had moeten weten dat zij onderdeel was van BTW-fraude. Het maakt voor het weigeren van de BTW-aftrek niet uit of het schoonmaakbedrijf zelf voordeel heeft behaald met de BTW-fraude.

BTW-fraude

Hof Amsterdam stelt allereerst vast dat in deze zaak sprake is van BTW-fraude. De verleggingsregeling is bewust niet toegepast, hetgeen het Hof afleidt uit de volgende omstandigheden.

  • Voordat contracten met het schoonmaakbedrijf werden gesloten, werd de verleggingsregeling in vergelijkbare situaties wel toegepast.
  • Daarna werd stelselmatig met BTW gefactureerd.
  • Maar werd de BTW stelselmatig niet afgedragen.

En het schoonmaakbedrijf wist dat of had dat in elk geval moeten weten, aangezien haar directeur op de hoogte moet zijn van de voor de schoonmaakbranche geldende verleggingsregeling. Dit oordeel baseert het Hof op de volgende omstandigheden.

  • De kennis die de directeur geacht wordt te hebben naar aanleiding van stages/werkzaamheden bij accountantskantoren.
  • Het toepassen van de verleggingsregeling in relatie tot de opdrachtgevers van het schoonmaakbedrijf.

Neutraliteit

Natuurlijk kan BTW-aftrek alleen worden geweigerd nadat de Belastingdienst heeft voldaan aan de op haar rustende zware bewijslast. Enerzijds moet vast staan dat sprake is van BTW-fraude. En anderzijds moet aan de hand van objectieve gegevens worden vastgesteld dat de ondernemer die BTW-aftrek claimt, daarvan op de hoogte moet zijn.

Toch doen ondernemers er verstandig aan om doorlopend zeer kritisch te blijven beoordelen of aan hen terecht BTW wordt berekend. Raadpleeg bij twijfel een (BTW-)adviseur.

Andere artikelen