Hof Amsterdam heeft bevestigd dat cryptovaluta worden belast met inkomstenbelasting in box 3.
Box 3
In box 3 wordt belast het inkomen uit sparen en beleggen. Dit inkomen wordt berekend over het saldo van de tot box 3 behorende bezittingen en schulden. Bezittingen voor box 3 zijn:
- (rechten op) onroerende zaken;
- (rechten op) roerende zaken, die niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt;
- rechten die niet op zaken betrekking hebben, waaronder geld;
- overige vermogensrechten.
Vermogensrechten
Eiseres in de zaak waarin het Hof heeft geoordeeld, is van mening dat de tot haar vermogen behorende cryptovaluta niet tot box 3 worden gerekend omdat geen sprake is van een vermogensrecht, zoals bedoeld in artikel 3:6 van het Burgerlijk Wetboek. Zij meent daar daarvoor is vereist dat sprake zou moeten zijn van een verplichting van een ander jegens haar en dat is voor cryptovaluta niet het geval.
Het Hof overweegt echter dat het begrip “vermogensrecht” in de Wet IB 2001 ruimer is dan in het burgerlijk wetboek. In de Wet IB 2001 heeft de categorie “vermogensrechten” het karakter van een restcategorie. Deze restcategorie bevat alle rechten die enige waarde in het economisch verkeer hebben, maar niet onder één van de andere categorieën vallen.
Het Hof stelt vast dat een positie in cryptovaluta een economische waarde vertegenwoordigt en dat cryptovaluta kunnen worden verkocht en gekocht. Ook als cryptovaluta voor het Burgerlijk Wetboek niet als een vermogensrecht kwalificeren, vallen ze dan ook in het kader van de inkomstenbelasting in de restcategorie vermogensrechten. Het Hof concludeert vervolgens dat eiseres de waarde van haar cryptovaluta tot de grondslag van haar inkomen in box 3 moet rekenen.