BTW op vermogensbeheer niet aftrekbaar

Gepubliceerd op: 20 juni 2025

Rechtbank Gelderland heeft beslist dat de BTW die een BV betaalt aan de bank voor het beheer van effectenportefeuilles niet aftrekbaar is.

De feiten van deze zaak

De BV verricht advieswerkzaamheden in het kader waarvan zij in 2017 tot en met 2020 omzet respectievelijk: € 336, € 5.706, € 7.424 en € 2.422. Ook verstrekt de BV leningen aan haar bestuurder en aan familieleden van haar bestuurder. Daarnaast beschikt de BV over effectenportefeuilles, die tegen vergoeding worden beheerd door ING en Rabo, waarvan de omvang in 2017 tot en met 2020 bedroeg € 1.386.404, € 1.295.645, € 1.578.721 en € 669.196.

De BV trekt alle BTW die zij aan ING en Rabo betaalt voor het beheren van de effectenportefeuilles als voorbelasting af.

Naar aanleiding van een boekenonderzoek, heft de Belastingdienst deze afgetrokken voorbelasting na (verhoogd met belastingrente, maar kennelijk zonder boete). Daarnaast heft de Belastingdienst de door de BV op haar algemene kosten (dit betreft met name accountants- en kantoorkosten) afgetrokken BTW voor 50% na.

De overwegingen van de rechtbank

De Rechtbank beslist dat de BTW op de beheerkosten terecht volledig door de Belastingdienst is nageheven. Daarbij overweegt de Rechtbank, voorafgegaan door de vaststelling dat de bewijslast voor de aftrek van de BTW rust op de BV:

  • dat de BV niet heeft gesteld en dat ook niet is gebleken dat zij bedrijfsmatig handelt in effecten;
  • en ook niet dat de BV zich (in)direct en tegen een vergoeding mengt in de ondernemingen waarin zij belegt;
  • de stelling dat de BV de effectenportefeuilles aanhoudt voor haar adviesdiensten en voor (toekomstige) participaties of borgstellingen, heeft zij niet onderbouwd met enig objectief gegeven;
  • en daarom maakt de BV niet aannemelijk dat de effectenportefeuilles een rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk zijn van haar (toekomstige activiteiten).

Dan kwalificeren de effectenportefeuilles als een niet-economische activiteit, waardoor de eraan toerekenbare BTW niet aftrekbaar is. Dat is alleen anders wanneer de beheerkosten onderdeel zijn van de algemene kosten van de BV. De Rechtbank overweegt dat daarvoor vereist is dat de beheerkosten zijn opgenomen in de door de BV met BTW belast verrichte adviesdiensten. Aangezien de beheerkosten aanzienlijk hoger zijn dan de omzetten aan adviesdiensten acht de rechtbank dat niet aannemelijk.

Ook de naheffing van 50% van de afgetrokken BTW op de algemene kosten laat de Rechtbank in stand. De stelling van de BV dat het accountantsrapport ook zonder de effectenportefeuilles had moeten worden opgemaakt, weerlegt de rechtbank met het argument dat de accountant ook werkzaamheden heeft moeten verrichten ten aanzien van de effectenportefeuilles. Uit de uitspraak blijkt niet hoe men tot het percentage van 50 is gekomen, maar er is wel de opmerking van de inspecteur in te lezen dat uit diens berekeningen blijkt dat dit percentage in elk geval niet in het nadeel van de BV is, wat gezien de beperkte omzet aan adviezen ten opzichte van de omvang van de effectenportefeuilles niet heel onlogisch lijkt.

Conclusie

Het is voor BTW-ondernemers, die (ook) met BTW belaste prestaties verrichten, niet onmogelijk om de BTW die drukt op de kosten voor het beheer van beleggingsportefeuilles (deels) in aftrek te brengen. Maar de concrete omstandigheden moeten wel zodanig zijn dat kan worden onderbouwd dat de portefeuilles (in)direct worden aangehouden in verband met de met BTW belaste activiteiten van de ondernemer.

Andere artikelen

Regelingen kennismigranten

Demissionair Staatssecretaris van Hijum verkent in een kamerbrief de mogelijkheden om de regelingen rond kennismigranten aan te scherpen.