Als je BTW-ondernemer bent, moet je BTW aftrekken op de leveringen en diensten, die je inkoopt.
BTW-aftrek
De nadere voorwaarden voor BTW-aftrek vind je in onze factsheet over dit onderwerp. De belangrijkste van deze voorwaarden zijn:
- je gebruikt de ingekochte prestaties in het kader van je BTW-onderneming;
- voor met BTW belaste activiteiten (eventueel is de BTW deels aftrekbaar; voor zover de prestaties worden gebruikt voor met BTW belaste activiteiten);
- en door de leverancier is een factuur aan je uitgereikt die voldoet aan alle formaliteiten.
Holding
De BTW-aftrek van een holding strandt soms al op de voorwaarde dat de holding BTW-ondernemer moet zijn. De holding is namelijk geen BTW-ondernemer wanneer zij alleen de aandelen van één of meer werkmaatschappijen houdt. Een holding is BTW-ondernemer wanneer zij zich bijvoorbeeld actief en tegen een vergoeding bemoeit met werkmaatschappijen (managemenfee), rentedragende leningen verstrekt of onroerend goed verhuurt.
Fiscale eenheid
Holding X vormt tot 2007 een fiscale eenheid met werkmaatschappij H. De activiteiten van H zijn belast met BTW. Op grond daarvan trekt de fiscale eenheid de BTW op de door X en H ingekochte prestaties af.
De aandelen in H worden in 2007 verkocht, waardoor de fiscale eenheid eindigt. Voorafgaand aan de verkoop wordt de vordering die H heeft op de zoon van de enig aandeelhouder van X overgedragen aan X. Na de verkoop van H bestaan de activiteiten van X alleen uit het houden van de vordering op de zoon van X.
In 2008 gaat de onderneming van de zoon failliet. Holding X maakt vervolgens in de jaren 2009 tot en met 2013 kosten voor advocaten en andere adviseurs. De BTW op deze kosten trekt X af.
Geen BTW-aftrek
De Belastingdienst heft de afgetrokken BTW na. Zij is van mening dat Holding X weliswaar ondernemer is, maar uitsluitend van BTW vrijgestelde prestaties verricht. Het uitlenen van gelden tegen een rente levert X wel het BTW-ondernemerschap op. Maar doordat deze activiteit is vrijgesteld van BTW geen BTW-aftrek op de door X ingekochte prestaties.
X is van mening dat de ingekochte diensten nog betrekking hebben op de periode waarin de in 2007 geëindigde fiscale eenheid met BTW belaste prestaties verrichtte. Het Gerechtshof Den Bosch verwijst naar de regels bij verbreking van een fiscale eenheid BTW. De BV’s worden geacht bij de beëindiging van de fiscale eenheid in de plaats van de fiscale eenheid te treden voor het deel dat tot hun bedrijfsvermogen behoort. Tot het bedrijfsvermogen van Holding X behoort de vordering. Niet de met BTW belaste activiteiten van Werkmaatschappij H. X kan daardoor haar BTW-aftrek in 2009 tot en met 2013 niet baseren op de binnen de fiscale eenheid met BTW belaste activiteiten van H. De Belastingdienst heft de door X afgetrokken BTW terecht na.