BTW moet door een ondernemer worden afgedragen in het tijdvak waarin de prestatie wordt verricht. Als de vergoeding voor de prestatie echter al eerder wordt ontvangen, moet al op dat moment de BTW worden afgedragen.
Abonnement fitnesscentrum
De exploitant van een fitnesscentrum verkoopt jaarabonnementen. In december 2008 ontvangt hij de abonnementsgelden voor de abonnementen die op 1 januari 2009 ingaan. De BTW draagt hij in de loop van 2009 af, het jaar waarin de abonnementshouders bij hem sporten.
De Belastingdienst heft de BTW na in het laatste aangiftetijdvak van 2008 omdat de vergoedingen al in december 2008 zijn vooruit ontvangen.
Prestaties bekend
De zaak komt bij Hof Arnhem-Leeuwarden. Daar stelt de exploitant dat op het moment waarop hij het abonnementsgeld ontvangt nog niet (voldoende) duidelijk is of hij de prestatie daadwerkelijk gaat verrichten. Het is namelijk niet uitgesloten dat de abonnementshouder in 2009 op één of meer dagen niet komt sporten en derhalve de prestatie niet afneemt. Ook is niet (voldoende) duidelijk welke prestatie hij precies gaat verrichten, aangezien de abonnementshouder zelf kan bepalen aan welke sportlessen wordt deelgenomen.
Het Hof van Justitie heeft namelijk in haar arrest BUPA Hospitals beslist dat geen sprake is van met BTW te belasten vooruit ontvangen vergoedingen wanneer de relevante elementen van de prestatie nog niet bekend zijn.
Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de tegenover de abonnementsgelden te verrichten prestaties bestaan uit het beschikbaar stellen van het fitnesscentrum met alle bijbehorende faciliteiten. Niet uit de individuele prestaties, waarvoor de abonnementshouders uiteindelijk kiezen. De te verrichten prestatie is daarmee voldoende bepaald, zodat de BTW is verschuldigd op het moment van vooruit ontvangen van het abonnementsgeld: in december 2008.