Iedere Nederlander betaalt belasting over de inkomsten uit zijn of haar vermogen. Deze inkomsten worden ook wel het inkomen uit sparen en beleggen genoemd, of box 3-inkomsten. Onlangs is het definitieve forfaitaire rendement voor 2017 vastgesteld.
Box 3 tot en met 2016
Tot en met 2016 werd het voordeel dat u behaalde uit uw vermogen forfaitair gewaardeerd op 4%. Over het forfaitaire rendement van 4% moest 30% belasting worden betaald. Dit zorgde voor een belastingdruk van 1,2%.
Voorbeeld
Een belastingplichtige zonder partner heeft op 1 januari 2016 € 100.000 op spaarrekeningen bij een bank en voor € 400.000 aan effecten. Daarnaast bezit hij een vakantiehuisje dat € 500.000 waard is. De over 2016 in box 3 verschuldigde belasting wordt dan als volgt berekend.
Vermogen in box 3 | 1.000.000 |
Af: heffingvrij vermogen | 24.437 |
Heffingsgrondslag | 975.563 |
Rendement (4%) | 39.022 |
Belasting (30%) | 11.706 |
Box 3 vanaf 2017
Vanaf 1 januari 2017 wordt deze regeling ingrijpend veranderd. Het wordt een stuk ingewikkelder!
Er worden twee rendementsklassen onderscheiden. Klasse I ziet op spaargeld, klasse II op beleggingen, aandelen, obligaties en onroerende zaken. Iedere klasse heeft zijn eigen forfaitaire rendement. Dit forfaitaire rendement wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld op basis van de meest recente gegevens omtrent het werkelijk behaalde rendement. Zo is de gemiddelde spaarrente van de vijf voorgaande jaren leidend voor het rendement over uw spaardeel. Het rendement van klasse II wordt vastgesteld aan de hand van het gemiddelde lange termijn rendement en het gerealiseerd rendement van 2015.
Definitieve forfaitaire rendementen voor 2016
Voor 2017 zijn voor box 3 onlangs de volgende forfaitaire rendementen definitief vastgesteld:
- Klasse I rendement voor het spaardeel: 1,63%;
- Klasse II rendement voor het beleggingsdeel: 5,39% (de eerder gegeven indicatie was 5,5%).
Tevens wordt uw vermogen in box 3 over de volgende schijven verdeeld:
- € 25.000 tot € 100.000
- €100.000 tot € 1.000.000
- Vanaf € 1.000.000
Zoals u hierboven al kan zien is er een heffingsvrij vermogen van € 25.000. Dit geldt per persoon. Bij iedere schijf hoort een andere verhouding tussen sparen en beleggen. Door de verschillen in de vermogensmix heeft iedere schijf een eigen forfaitair rendement:
Vermogen | Verhouding sparen/ beleggen |
Forfaitair |
Belasting- druk |
€ 0 tot € 25.000 | – | – | – |
€ 25.000 tot € 100.000 | 67%-33% | 2,87% | 0,86% |
€ 100.000 tot € 1.000.000 | 21%-79% | 4,6% | 1,38% |
Boven € 1.000.000 | 0%-100% | 5,39% | 1,61% |
Voorbeeld
De belastingplichtig in het vorige voorbeeld heeft op 1 januari 2017 exact hetzelfde vermogen als in 2016. De belasting in box 3 bedraagt dan:
Vermogen box 3 | 1.000.000 |
Af: heffingvrij vermogen | 25.000 |
Heffingsgrondslag | 975.000 |
Berekening forfaitair rendement: | |
75.000 * 2,87% = | 2.152 |
900.000 * 4,6% = | 41.400 |
Totaal | 43.552 |
Belasting 30% | 13.065 |
Beperk uw schade!
Waar voorheen een belastingdruk van 1,2% over het gehele vermogen gold, is dit percentage nu hoger wanneer uw vermogen in box 3 meer bedraagt dan € 100.000. Box 3 wordt dan een stuk duurder. Er wordt dan ook een grote vlucht van vermogen uit box 3 verwacht. Die vlucht zal vaak landen in box 2. VWGNijhof adviseert u graag over uw mogelijkheden.
Schade
Het verschil in heffing tussen beide voorbeelden hiervoor bedraagt € 1.359 (meer te betalen inkomstenbelasting). Maar als u naar de daadwerkelijke belastingdruk kijkt, blijkt de schade nog veel groter. Stel uw daadwerkelijke rendement bedraagt 0,5% (wat met de actuele spaarrente helaas geenszins irreëel is). Dan ontvangt u aan rendement: 0,5% * € 1.000.000 = € 5.000. U betaalt aan belasting € 13.065. Dat is een belastingdruk van maar liefst 260%!