Eén van de melkkoetjes van gemeenten is de toeristenbelasting. Maar wie is daarvoor belastingplichtig?
Toeristenbelasting
Toeristenbelasting is verschuldigd door personen die tijdelijk verblijf binnen de gemeente aanbieden. Dat kan betrekking hebben op het verblijf van echte toeristen in bijvoorbeeld hotels of op campings. Maar het kan ook gaan om het verblijf van zogeheten expats. Dat zijn buitenlandse werknemers van (veelal) internationale concerns, die tijdelijk in Nederland te werk zijn gesteld.
De Advocaat-Generaal (A-G) bij de Hoge Raad heeft onlangs in een conclusie geoordeeld dat niet de verhuurder van appartementen, maar de bemiddelaar belastingplichtig was voor de toeristenbelasting. Dit betrof de gemeente Amsterdam, die toeristenbelasting wilde heffen van een eigenaar van een aantal gemeubileerde appartementen, die aan bedrijven werden verhuurd. Deze bedrijven stelden de appartementen voor telkens maximaal (ongeveer) zes maanden ter beschikking aan bij haar werkzame expats. De eigenaar van de appartementen verricht een aantal bijkomende diensten, zoals de schoonmaak en het onderhoud van de appartementen, alsmede het in- en uitchecken van de expats, van welke diensten de vergoeding in de huurprijs is begrepen. Daarnaast factureert de eigenaar aan de expats maandelijks niet in de huurprijs begrepen kosten zoals gesprekskosten telefoon, stomerij, wasserij en dergelijke.
Hof
Het Gerechtshof oordeelde dat de eigenaar van de appartementen belastingplichtig was voor de toeristenbelasting. Belangrijkste reden voor dat oordeel was dat de prestatie van de eigenaar meer omvat dan het kale ter beschikking stellen van de appartementen. Daar doet niet aan af dat de eigenaar de vergoeding niet ontvangt van de gebruikers van de appartementen (de expats), maar van hun werkgever.
Conclusie A-G
De A-G concludeert dat de Hoge Raad nog geen maatstaf heeft ontwikkeld om bovenstaande vraag te beantwoorden, maar dat daar, mede gezien de opkomst van allerlei internetbemiddelingsbureaus wel een grote behoefte aan is. De A-G concludeert dat in de voorliggende casus niet de eigenaar, maar de van hem hurende bedrijven de gelegenheid tot verblijf aanbieden aan hun expats. De hurende bedrijven zijn daardoor belastingplichtig voor de toeristenbelasting.
De A-G stelt aan de Hoge Raad voor om de volgende maatstaf te formuleren:
Belastingplichtig is degene die krachtens eigen bevoegdheid (eigendom, huur of anderszins):
– met de verblijfhouder een (mede) op het verblijf gerichte overeenkomst sluit;
– feitelijk verblijf verschaft;
– gerechtigd is tot de vergoeding die door of namens de verblijfhouder voor het verblijf moet worden betaald.
Uiteraard heeft de Hoge Raad het laatste woord.