Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat inkomstenbelasting terecht is nagevorderd, ondanks dat de aangifte een forse vermogenssprong liet zien.
Vermogenssprong
De vermogenssprong werd veroorzaakt door de liquidatie-uitkering die een Ltd (naar het recht van Gibraltar) aan de belastingplichtige had uitgekeerd. Over deze liquidatie-uitkering is in Nederland inkomstenbelasting in box 2 (aanmerkelijk belangheffing) verschuldigd. Doordat de uitkering niet in de aangifte was verwerkt, is de aanslag opgelegd zonder deze box 2-heffing. Wanneer de Belastingdienst daar achter komt, wordt voor de ten onrechte niet geheven belasting een navorderingsaanslag opgelegd.
Nieuw feit
Belastingplichtige is van mening dat die aanslag op formele gronden moet worden vernietigd, en wel omdat sprake is van een feit dat de Belastingdienst bekend had kunnen zijn. Van het voor navordering vereiste nieuwe feit zou geen sprake zijn.
Uit de aangifte inkomstenbelasting blijkt namelijk een forse stijging van de tot het vermogen dat de grondslag is voor de bepaling van het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) behorende banktegoeden. Die stijging had voor de Belastingdienst aanleiding moeten zijn voor een onderzoek naar de oorzaak van de vermogenssprong en dan zou zijn gebleken dat dit wordt veroorzaakt door het niet in de aangifte verwerkte dividend. Doordat de Belastingdienst dit niet heeft onderzocht, is geen sprake van het voor navordering vereiste nieuwe feit.
Het Hof overweegt dat de Belastingdienst in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een ingediende aangifte. Alleen bij gerede twijfel moet nader onderzoek worden gedaan. Wanneer de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de in de aangifte verwerkte gegevens juist zijn, hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden. Volgens Hof was in deze zaak niet onwaarschijnlijk dat de aangifte juist was. De rechter hield de navorderingsaanslag dan ook in stand.