Als een pensioenuitkering minder bedraagt dan € 462,88 per jaar heeft de verzekeraar of het pensioenfonds het wettelijke recht om dat pensioen af te kopen. Afkopen betekent dat de pensioengerechtigde in plaats van de jaarlijkse uitkeringen een bedrag ineens ontvangt (en daarna vanzelfsprekend niets meer). Dat bedrag ineens is uiteraard gelijk aan de contante waarde van de te verwachten toekomstige uitkeringen. Het recht om af te kopen is eenzijdig: de verzekeraar of het pensioenfonds bepaalt of wordt afgekocht. De gerechtigde kan daar niets tegen inbrengen. De afkoop vindt meestal plaats in de maand volgend op de datum waarop de gerechtigde tot de pensioenuitkering de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Een AOW-gerechtigde, die een jongere partner heeft, kan naast zijn of haar eigen AOW recht hebben op een partnertoeslag. De AOW-partnertoeslag wordt echter gekort wanneer de AOW-gerechtigde teveel eigen inkomen heeft. De hiervoor beschreven afkoopsom voor het kleine pensioen is dergelijk eigen inkomen. De Centrale Raad van Beroep heeft eind 2014 echter geoordeeld dat het volledig toerekenen van een afkoopsom voor een klein pensioen tot een onredelijk resultaat leidt (ofwel: tot een te hoge korting op de partnertoeslag).
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Klijnsma heeft in een brief aan de Tweede Kamer van 13 februari 2015 aangekondigd te zullen regelen dat een afkoopsom voor een klein pensioen volledig wordt vrijgelaten bij de bepaling van de AOW-partnertoeslag. Hetzelfde geldt voor de Anw-uitkering en voor uitkeringen ingevolge de IOAW, IOAZ, TW en OBR. De daartoe benodigde wijziging van het Inkomensbesluit zal waarschijnlijk binnenkort volgen.