Als ondernemer (en als resultaatgenieter) mag je afschrijven op de bedrijfsmiddelen die tot je ondernemingsvermogen behoren. Op gebouwen mag echter niet meer worden afgeschreven wanneer de boekwaarde gelijk is aan of lager is dan de bodemwaarde.
Bodemwaarde
De bodemwaarde is gelijk aan:
- de WOZ-waarde van het gebouw,
- tenzij het gebouw in eigen gebruik is: dan is bodemwaarde gelijk aan 50% van de WOZ-waarde.
In het Regeerakkoord van het Kabinet Rutte III is aangekondigd dat deze uitzondering voor ondernemers in de vennootschapsbelasting met ingang van 1 januari 2019 wordt afgeschaft. In de vennootschapsbelasting is de bodemwaarde van een gebouw dan in alle gevallen gelijk aan de WOZ-waarde.
Gebouw
De wet bepaalt expliciet dat voor de afschrijving als één bedrijfsmiddel wordt beschouwd:
- het gebouw;
- de ondergrond van het gebouw en;
- de aanhorigheden van het gebouw (inclusief de ondergrond van deze aanhorigheden).
Werktuigen worden niet tot het gebouw gerekend. Deze werktuigen moeten dan wel zelfstandig als bedrijfsmiddel kunnen worden beschouwd en zonder beschadiging van betekenis van het gebouw los kunnen worden gemaakt. Ook de Wet WOZ kent een werktuigenvrijstelling. De waarde van werktuigen moet op grond daarvan niet worden meegenomen in de WOZ-waarde van het gebouw.
Wat hoort bij het gebouw?
Met het oog op de afschrijvingsbeperking is het van belang om zaken die niet tot het gebouw horen afzonderlijk te activeren. Je kunt ze dan afschrijven, ondanks dat de boekwaarde van je gebouwen de bodemwaarde heeft bereikt. Dat wordt voor ondernemers in de vennootschapsbelasting nog belangrijker wanneer Rutte III haar voornemen uitvoert.
Bij de Rechtbank Gelderland speelde onlangs een zaak waarin de boekwaarde van de gebouwen van een agrarische onderneming gelijk is aan de bodemwaarde. Er mag dan ook niet meer worden afgeschreven. Een aantal zaken is door de onderneemster echter als zelfstandig bedrijfsmiddel aangemerkt. Dit betreft een waterbron, een mestsilo, een kuilvoeropslag, een mestplaat en erfverharding. Op deze bedrijfsmiddelen wordt wel afgeschreven.
De rechtbank merkt alleen de waterbron (dit bedrijfsmiddel bestaat uit een pomp en een wateronthardingsinstallatie) aan als een apart bedrijfsmiddel, waarop de afschrijvingsbeperking niet wordt toegepast. Dit bedrijfsmiddel ziet de rechtbank als een werktuig.
De overige bedrijfsmiddelen zijn aanhorig aan de agrarische gebouwen. Ze liggen naast de stallen, zijn daarbij in gebruik en daaraan dienstbaar. De erfverharding is aanhorig omdat voor de uitvoering van het bedrijf de opstallen bereikbaar moeten zijn. De rechtbank volgt de onderneemster niet in haar stelling dat de zelfstandige bedrijfsmiddelen dienstbaar zijn aan het productieproces; niet aan de gebouwen.