Afscheidsbonussen aangemerkt als verkoopkosten deelneming

Gepubliceerd op: 8 juni 2022

Rechtbank Gelderland merkt afscheidsbonussen, betaald door de moedermaatschappij, aan als verkoopkosten van de deelneming.

De casus

De zaak betreft een Nederlandse vennootschap (de moedermaatschappij) die alle aandelen houdt in een Nederlandse BV, waarmee zij een fiscale eenheid vormt. Daarnaast houdt de vennootschap alle aandelen in een GmbH en een USA Inc. In 2015 verkoopt de moedermaatschappij alle aandelen in de BV, de GmbH en de USA Inc. voor ongeveer € 30 miljoen aan een derde.

De aandelen van de moedermaatschappij worden gehouden middellijk door de twee personal holdings van de directeuren-grootaandeelhouders, in de verhouding 60%/40%.

Personeel deelt mee

De moedermaatschappij wil het voltallige personeel van het concern laten meedelen in de verkoopopbrengst en keert een afscheidsbonus uit, die afhankelijk is van de diensttijd, het salaris en het functioneren van de individuele werknemer. Deze bonussen worden aan het personeel uitgekeerd via de personal holding van één van de DGA’s en verloond door de moedermaatschappij.

Belastingdienst corrigeert

De moedermaatschappij brengt de afscheidsbonussen in aftrek van haar belastbare winst voor de heffing van vennootschapsbelasting (Vpb). De Belastingdienst is het daar niet mee eens en corrigeert deze aftrek.

De moedermaatschappij stelt primair dat de bonussen ten laste van de (dochter-)BV moeten komen (door middel van een informele kapitaalstorting) en dat hiervoor in de (dochter-)BV een voorziening had kunnen worden gevormd. Subsidiair is de moedermaatschappij van mening dat de bonussen rechtstreeks op haar drukken en niet kwalificeren als verkoopkosten van de deelneming.

Voorziening

De rechtbank is van mening dat voor de uitgekeerde bonussen geen voorziening kan worden gevormd. In afwijking van een arrest van de Hoge Raad uit 2021 is geen sprake van een door de werkgever jegens de werknemers vastlegde verplichting tot uitkering van een bonus, die afhankelijk is van de verkoop van de onderneming. Een dergelijke verplichting vloeide ook niet voort uit de arbeidsovereenkomsten met de werknemers. En er was geen enkel objectief bewijsstuk waar uit bleek dat voorafgaand aan de verkoop het stellige voornemen bestond om afscheidsbonussen uit te keren. De jaarlijkse bonussen, afhankelijk van hun functioneren, was over 2015 al uitgekeerd aan de werknemers. Verder ziet de rechtbank niet dat een voorziening kan worden gevormd zonder medeweten van de koper.

Verkoopkosten

Het met de verkoop van een deelneming behaalde resultaat (winst of verlies) wordt op grond van de deelnemingsvrijstelling niet belast met vennootschapsbelasting. De verkoopkosten van de deelneming vallen eveneens onder de deelnemingsvrijstelling en zijn daarom niet aftrekbaar van de belastbare winst.

De Rechtbank beslist dat sprake is van (niet-aftrekbare) verkoopkosten van de deelneming. Daarvoor is voldoende dat de kosten worden opgeroepen door de vervreemding van de betreffende deelneming, in die zin dat de kosten zonder die vervreemding niet zouden zijn gemaakt. Dit legt de Hoge Raad zodanig ruim uit dat ook kosten die het gevolg zijn van de verkoop van een deelneming onder de verkoopkosten vallen, omdat deze kosten zonder de verkoop niet zouden zijn gemaakt.

Het is nog niet duidelijk of tegen de uitspraak van Rechtbank Gelderland hoger beroep (of sprongcassatie) is aangetekend.

Andere artikelen