Hof Den Haag heeft in een civiele procedure beslist dat de latente AB-claim moet worden bepaald op basis van het nominale AB-tarief.
Casus
De zaak betreft een vader die in 2015 is overleden. Erfgenamen zijn de echtgenote (moeder) en 3 zonen. Een vierde zoon is door vader onterfd. Deze zoon doet een beroep op zijn legitieme portie. Dat is het wettelijk erfdeel van een kind. Voor dit bedrag kan een kind niet worden onterfd.
AB
De afkorting AB staat voor aanmerkelijk belangheffing. Dat is inkomstenbelasting die wordt geheven over voordelen uit aandelenpakketten van 5% of meer van het uitstaande kapitaal van lichamen. Tot de nalatenschap van vader hoort een dergelijk aanmerkelijk belang. Het fictieve vervreemdingsvoordeel dat door zijn overlijden ontstaat, werd niet afgerekend, maar doorgeschoven naar de erfgenamen. Daardoor moeten de erfgenamen de AB-heffing op enig moment in de toekomst betalen.
Waarde
Om de legitieme portie van de onterfde zoon te bepalen, moet het aandelenpakket worden gewaardeerd. Vanzelfsprekend moet daarbij rekening worden gehouden met de door de erfgenamen overgenomen belastingclaim. Hoe hoger deze claim, hoe lager de waarde het aandelenpakket en hoe lager de waarde van de legitieme portie.
Daarom stelt moeder dat de AB-claim tegen het nominale tarief in aanmerking moet worden genomen. Dat is het tarief dat de erfgenamen daadwerkelijk op enig moment verschuldigd zullen zijn. In 2015 bedraagt dit tarief 25% (inmiddels is dit tarief verhoogd naar 26,9% en een verdere tariefverhoging, ingaande 1 januari 2024, is onderdeel van de belastingplannen voor 2023).
De onterfde zoon is van mening dat de AB-latentie tegen de contante waarde in aanmerking moet worden genomen. Doordat de AB-heffing niet direct, maar op een (veel) later moment is verschuldigd, is de contante waarde (flink) lager dan de nominale waarde. Een lagere waarde van de AB-latentie heeft een hogere waarde van de legitieme portie als gevolg.
Waarderingsmethode
Zoals al gezegd, beslist het Hof dat de AB-latentie in aanmerking moet worden genomen op basis van het nominale tarief. Het Hof baseert zich daarbij onder andere op een arrest van de Hoge Raad uit 2006. Van belang is dat dit oordeel van het Hof (mede) is gebaseerd op de methode waarmee het aandelenpakket is gewaardeerd. Deze waardering heeft plaatsgevonden met de zogeheten DCF-methode (Discounted Cash Flow). De waardering bestaat bij deze methode uit de contante waarde van de toekomstige kasstromen. Wanneer bij de waardering van de latente AB-heffing ook de contante waarde zou worden gehanteerd, zou, aldus het Hof, twee keer de contante waarde worden gehanteerd.