Een vennoot die uit de vennootschap onder firma (VOF) treedt, blijft aansprakelijk voor de door de VOF niet betaalde belastingschulden die betrekking hebben op de periode waarin hij vennoot was van de VOF.
Bestuurder
Dit is aan de orde in een zaak waarin de Hoge Raad recent heeft beslist. De vennoot in deze zaak is in oktober 2016 uit de VOF getreden, terugwerkend naar 31 mei 2016. De VOF betaalt de op grond van de BTW-aangifte over Q1 van 2016 verschuldigde belasting niet en ontvangt daarvoor een naheffingsaanslag. De ontvanger van de Belastingdienst stelt de ex-vennoot aansprakelijk voor de betaling van deze naheffingsaanslag. Dit geschiedt op grond van de in de invorderingswet geregelde bestuursaansprakelijkheid, waarin de volledig aansprakelijk vennoot van een maatschap of VOF wordt aangemerkt als bestuurder.
De Hoge Raad bevestigt dat dit in overeenstemming met de geldende wetgeving omdat de naheffingsaanslag betrekking heeft op een periode waarin hij vennoot van de VOF was. De ex-vennoot is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat het niet betalen van de belasting niet aan hem te wijten is.
Rente en kosten
In de naheffingsaanslag heeft de Belastingdienst niet alleen de BTW, maar ook heffingsrente begrepen en over de niet-betaalde BTW zijn invorderingskosten en invorderingsrente berekend. De Hoge Raad beslist dat voor deze bijkomende kosten de ex-vennoot niet hoeft te bewijzen dat het niet betalen van de belasting niet aan hem te wijten is. Deze bewijslast ligt bij de Belastingdienst, die moet aantonen dat verschuldigdheid van deze bedragen is te wijten aan de ex-vennoot. Deze bewijsregel had het Gerechtshof niet correct toegepast.