30%-regeling eindigt bij einde feitelijke werkzaamheden

Gepubliceerd op: 18 februari 2022

Uit het buitenland afkomstige werknemers, die in Nederland komen werken, kunnen een vrijgestelde kostenvergoeding ontvangen van 30% van het loon: de 30%-regeling.

Extraterritoriale kosten

Deze vrijstelling betreft de vergoeding van extraterritoriale kosten. Dat zijn de extra kosten die de werknemer maakt doordat hij of zij werkt in een ander land dan waar hij of zij woont. De werknemer mag de daadwerkelijke extraterritoriale kosten van de werknemer vergoeden, maar dat is vaak bewerkelijk. De 30%-regeling is een forfaitaire regeling.

Om de 30%-regeling te kunnen toepassen, moet de werkgever een door de Belastingdienst af te geven beschikking hebben. Deze beschikking, met een maximale looptijd van 5 jaar, geeft de Belastingdienst op verzoek af indien de werknemer:

  • bij de werkgever in dienstbetrekking is;
  • beschikt over een specifieke deskundigheid (hier is aan voldaan indien het jaarloon € 39.467 of meer bedraagt, de 30%-regeling niet meegerekend);
  • voor de eerste werkdag in Nederland gedurende tenminste 16 maanden op een afstand van meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens heeft gewoond.

Er zijn specifieke, wat ruimere voorwaarden voor werknemer die in Nederland wetenschappelijk onderzoek of promotieonderzoek doen.

Bonus

Bij Hof Amsterdam was de 30%-regeling aan de orde in een zaak waarin de dienstbetrekking van de werknemer per 31 maart 2017 was beëindigd. De werknemer werd echter al vanaf 17 januari 2017 vrijgesteld van het verrichten van werk. De werkgever betaalde eind maart het salaris over de laatste maand uit en een bonus van iets meer dan € 628.000, waarop de 30%-regeling niet werd toegepast.

De werknemer vermindert het belastbare loon in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2017 met 30%. Het Hof beslist dat het loonbegrip voor de inkomstenbelasting aansluit bij dat voor de loonbelasting. In het kader van de loonbelasting heeft de werkgever niet een deel van het loon aangewezen voor de gerichte vrijstelling in het kader van de 30%-regeling. Aanwijzing door de werkgever is een voorwaarde voor het toepassen van elke gerichte vrijstelling. De aftrek van de 30%-regeling is derhalve terecht geweigerd door de Belastingdienst.

Ten overvloede voegt het Hof daar aan toe dat de toepassing van de 30%-regeling eindigt op het moment waarop de verplichting tot het verrichten van werkzaamheden eindigt. De werkgever kon de bonus daarom niet aanwijzen voor de 30%-regeling.

Andere artikelen